Ik dicht niet om de tijd te doden
Niet om mijn hart te laten gaan
Niet uit mijn diep verkrampte noden
Of om mijn vijanden te slaan
Ik dicht omdat er geen ander is
Dan de Dichter, in wie ik mij herken
Niet omdat hij zo schrander is
Verslagen, leunend op zijn pen
Ik dicht niet uit een groot vertrouwen
In de schone muze, mij toegezind
Niet om mijn oeuvre uit te bouwen
Of heimwee naar het verloren kind
Ik vecht als hij, met hetzelfde wapen
Hij lijdt als ik, aan dezelfde kwaal
Wij die onszelf bijeen moeten rapen
Als trieste flarden van een slecht verhaal
Wij samen uit het niets geboren
Het onvermogen bracht ons tot stand
Wij raakten in onszelf verloren
En kwamen beiden tot aan de rand
Van het onvoorspelbaar zwart
Waarin wij in de diepte keken
Waarvan de anderen zeer verward