Verwarring komt
als zinloze
antwoorden
op overbodige
vragen
mijn geest
verontrusten
en terugdrijven
naar
een zintuiglijke
werkelijkheid
die geen
aanknopingspunt
kan geven
voor de wereld
van de ziel
Angstgedachten
als onderhuidse
slangen
verraden
zichzelf
als de scheppers
van valse
toekomstdromen
die als
pijnstillers
de kwelling
moeten verzachten
van het vormloze
heden
dat mijn hart niet
kan grijpen
Het zoeken
dat een valse
zoektocht is
bij afwezigheid
van wrijving
Het bloedeloze hart
dat geen recht
heeft op antwoord
maar toch niet
schroomt te verlangen
Het blijven
vragen als een kind
dat het leven begerig
indrinkt
zonder te weten
wie hem het
leven gaf
Geen vader zal
zijn zoon
een steen geven
wanneer deze hem
gevraagd heeft
om een brood
Maar wie
verzadigd is
moet zijn geest
ontledigen
van waar hij
geen recht op heeft
en rusten in
zijn ziel
wil hij zichzelf
niet bestelen
van de gave van
vervuld zijn
Soms honger ik naar
niets
maar verbeeld me
een verlangen
want wachten op
de dageraad
maakt onrustig
als je de slaap
niet kunt vatten
omdat de gaven
van de geest
talrijker zijn
dan
haar vormen van expressie
De prijs voor
een leven
in verbeelding
wordt betaald met
vertraging van
de rijping
De geest die mij
meevoert
is geduldig
en hoeft geen
heraut te zijn
van deze morgen
of de dag die er
op volgt
In een verheven
woning
klinkt het lied
van mijn ziel
onbekend met de
kwellingen
van mijn hart
dat als een
kleine beker
de oceaan probeert
te omvatten
Maar de vader en
de zoon
zullen één zijn
in de wereld van
de werkelijkheid
Wie in mij
behagen heeft
geeft mij een
teken
dat neerdaalt
uit een hoge
hemel
om op deze aarde
te vervullen
wat recht is en
goed
Mijn standplaats
is bij de rivier
waar de geest
van het water
mij verlost van
inbeelding
die ik draag als
een last
waardoor het
gezang
van vogels
onmerkbaar wordt
en niet langer
getuigt
van het leven
dat voortgaat
Het water
dat mij herinnert
aan het element
waaruit ik besta
Symbool van
wassing
en wedergeboorte
als een spiegel
van mijn geest
Soms gerimpeld
door
vlagen wind en
ondoordringbaar
duister
dan weer op een
stille middag
doorstraald met
licht
helder en
doorschijnend
zicht
verschaffend
op bewoners in
de diepte
Ik kwam
om te
verkondigen
wat ik meende te
weten
maar leerde door
de pijn
van wat mij werd
ontnomen
en niet was
gegund
door een
zwijgend lot
Wat ik niet kon
zeggen
en wat mij
tegensprak
vulde mijn
bestemming en
leidde me naar
huis
naar de wortel van
het Ik
om te vinden dat
mijn eigen stem
de stem kon zijn
van velen
De deuren gaan
open
voor wie rust
heeft
bij het
binnentreden
Een welkome gast
zal niets tekortkomen
in het huis van
de overvloed
maar de
bedelaars aan de poort
komen niet in de
gunst
van de heer des
huizes
Zij gaan heen
met een aalmoes
en verdwijnen in
de nacht